Ah, de wondere wereld van de dieren. Elk diertje heeft een schuilplek nodig, van de krachtigste tijger tot een kleine mus. Zo ook bij de vissen. De parelvis heeft echter een wel heel bijzondere schuilplek: de aars van een zeekomkommer.
Hoe kan het zijn dat een vis zo’n opmerkelijke plek kiest om er zijn tijd in door te brengen? Het moet een speciale aantrekkingskracht zijn. De parelvis, Carapus mourlani, is een straalvinnige vissoort. In 1934 werd hij voor het eerst beschreven. Zijn naam heeft hij te danken aan een soortgenoot die dood in een oester werd gevonden, volledig bedekt met parelmoer.
Met hun slanke gladde lijf, dat volledig schubloos is, heeft de parelvis een beetje het uiterlijk van een slang. Dat helpt, want de anus van een zeekomkommer is natuurlijk niet erg groot. De biologie van zo’n zeekomkommer helpt gelukkig (of ongelukkig genoeg) om de parelvis toegang te geven. Want laat ons eerlijk zijn, tegenstribbelen zou hier toch natuurlijk zijn? Helaas voor de zeekomkommer ademt hij ook door zijn anus, wat niet alleen hygiënisch onverantwoord is, maar ook een zwakte is in zijn strijd tegen de parelvis.
Houdt de zeekomkommer zijn anus dicht, dan ademt hij ook niet. Dat kan niemand lang volhouden, dus er komt ooit een moment dat het ritmische openen en sluiten van de anus terug hervat. Hét perfecte moment voor zo’n parelvis om zich toegang te verschaffen.
Knus
Maar waarom wil een parelvis nu zo’n woonst betreden? Dat is een klein mysterie, al kunnen wetenschappers wel een gokje wagen. De zeekomkommer is erg onappetijtelijk voor roofdieren. Eens de parelvis toegang heeft, is hij dus ook beschermd.
Daarbij is de parelvis vaak een niet alleenstaande vis. Neen, hij nodigt vrienden en vriendinnen uit om zijn nieuwe huis te delen. Zelfs in Coronatijden. Wetenschappers vinden soms wel meer dan tien exemplaren in één zeekomkommer. Dat is niet alleen overbevolkt, maar kan geclassificeerd worden als een orgie. Want dat is ook wat de parelvissen uitrichten, daar in dat knusse zeekomkommertje.
Interne zuren
De vraag blijft echter hoe de parelvis überhaupt zijn queeste overleeft. De zeekomkommer produceert immers saponines, zeepstoffen die giftig zijn voor koudbloedige dieren. De parelvissen zwemmen zelfs ín die gif-producerende structuren. Toch overleven ze het.
Dat kan omdat de dieren zes tot tien keer meer slijm aanmaken. Die slijmlaag beschermt de huid tegen het gif, waardoor ze hun nieuwe woonst kunnen betrekken. Bijkomend voordeel: ze zijn extra glibberig, wat het openen van de deur natuurlijk iets makkelijker maakt.
Eigenlijk is dit allemaal een bijzonder vreemd verhaal. De parelvis wil een veilige plek, de plek wil haar inwoners vergiftigen, dat lukt niet, en de vissen blijven in de zeekomkommer. Dan zou je denken dat de zeekomkommer geen ander verdedigingsmechanisme heeft. Niets is echter minder waar. Zeekomkommers kunnen hun ademhalingsgestel deels uitspuwen, waarmee ze aanvallers verjagen. Ze regenereren dit orgaan en ondervinden er dus geen blijvende schade van. Toch doen ze dit niet. Wat bij ons de vraag doet rijzen: waarom niet?