Na jaren van morren start Japan nu opnieuw met de commerciële walvisjacht. Het land trekt zich terug uit de Internationale Walviscommissie.

Tokio klaagt al langer dat de Internationale Walviscommissie (IWC) enkel bekommerd is om de bescherming van de dieren. Het land meent dat de oorspronkelijke bestaansreden van het instituut bestond uit het walvisbestand op peil houden door duurzame vangtechnieken te steunen.
Volgens Japan zijn de populaties nu voldoende hersteld om jacht opnieuw toe te laten. Om te mogen jagen op de dieren, stapt het land echter uit de commissie. Japan wil enkel jagen op walvissen binnen de exclusieve economische zone en de binnenlandse wateren van het land. De Antarctische wateren worden daarmee gespaard.
Voor de wetenschap
Critici menen dat dit Japanse vertrek louter de kroniek van een aangekondigde dood is. Japan blijft immers al jaren jagen op walvissen onder het mom van wetenschappelijk onderzoek. Critici counteren die claim dan weer dat er weinig wetenschappelijks aan de walvisvangst is.
Of de hernieuwde walvisjacht de populaties zullen beschadigen is echter niet volledig zeker. Volgens Kelle Moreau van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen in een reactie aan De Morgen: “De situatie van bepaalde soorten, zoals de dwergvinvis, is er wel degelijk op vooruitgegaan, zodat die eigenlijk weer een zekere jacht kunnen verdragen.”
Wel bestaat de kans er dat er bedreigde diersoorten gevangen worden. Die kunnen immers sterk lijken op andere walvissoorten.
Gewoonte
Japan claimt dat walvisvlees eten behoort tot de cultuur van het land. De jacht gaat daarmee gepaard met de nationale trots.
Hoewel Japan al sinds de jaren 80 opnieuw op walvissen willen jagen, lijkt de honger naar walvisvlees ondertussen toch getemperd.
In de jaren 60 aten de Japanners nog gezamenlijk 200.000 ton walvisvlees per jaar. De voorbije jaren stortte dat cijfer echter in naar 5000 ton.